Gruppenbild

Als je voetbalt, sta je er regelmatig op. Op de foto, bedoel ik. Niet zomaar een foto. Nee, een speciale. Eentje waar je niet alleen op staat. Je hebt er meerdere mensen voor nodig. Want in je eentje is ’t geen groepsfoto. Met z’n tweeën ook niet, hoewel? Je zou dat ook als ’n minigroep kunnen beschouwen. Sowieso val je in de categorie groepsfoto’s als je er met je team opstaat. Gruppenbild noemen ze dat in Duitsland. Deze Ronduit van ons mooie clubje Eendracht staat er vol mee. Zoals veel anderen staat nuevocasa zelf ook op menig groepsfoto. Vaak op ’t voetbalveld. Meestal aan ’t begin van ’t seizoen.

Maar ook op andere plekken zie ik, als ik door wat foto-albums snuffel. Op school met m’n klas. In dienst met m’n eskadron (mijn stoere Nato-Joekelblik verbergt dat ik me sterk afvraag wat ik hier in hemelsnaam kom doen).

Met m’n bandje Chase, hier vooral ook stoer kijken ;-). Met je familie, opa en oma en tante Truus d’r nog bij. Allemaal groepsfoto’s en dus veel herinneringen en vooral verhalen. Want “Every picture tells a story” en meestal meer dan een.

Ik kwam in de nuevocasa- archieven op zolder (losse foto’s, albums en negatieven door elkaar in een doos) deze plaatjes tegen.

Een noppentoernooi van lang geleden. Nog steeds ‘n mooie opzet waarbij spelers uit alle seniorenteams door elkaar worden gehusseld. Over de mensen die hier op foto zijn vastgelegd kunnen eindeloos verhalen worden verteld. De meesten zijn nog onder ons, gelukkig. Maar niet allemaal. Dat maakt zo’n foto in feite al speciaal. Ik beperk me hier even tot een min of meer objectieve waarneming van beide taferelen. Beetje a la fotodetective Hans Aarsman, maar dan natuurlijk met een stuk minder oog voor detail dan hij dat kan.

“Doet denken aan Federer en Nadal”

De plaatjes zijn vlak na elkaar geschoten. En ’t grappige is dat er best veel verschil in zit. Nuevocasa staat er zelf ook op. Op ’t eerste plaatje netjes met de handen in de zij. Op ’t plaatje ernaast verwikkeld in een jankende gitaarsolo, zo lijkt ‘t. Huub Roelofs staat helemaal rechts. Ook eerst in het gelid met armen over elkaar, maar een plaatje later in een headbangende pose alsof we op dezelfde golflengte zitten, wat op zich best zou kunnen kloppen. Jos Piepenbrock, staand in het midden, zit er een beetje tussen in maar lijkt ook mee te doen. Gehurkt in het midden kunnen Ton Broekmans en Marcel de Groot ’t goed met elkaar vinden. Teder, met de hand op de knie, arm om de schouder. Doet denken aan Federer en Nadal naast elkaar tijdens Federer’s afscheidstoernooi dat eind september in Londen werd gespeeld. Het vijftal Joop Gerrits, Theo Arts (allebei staand), Tinie Coenen, Gerrie Tunnessen en keeper Gerard (Gradje) Hendriks (gehurkt links en rechts) heeft duidelijk veel teamfoto-ervaring. Ze manifesteren zich uiterst gedisciplineerd op beide plaatjes en veranderen vrijwel niet van houding. Dan hebben we staand nog John van Angelen, ik herinner me nog zijn indrukwekkende massieve bovenbenen. En Appie Tax (ook wel Tak) die dan weer jarenlang m’n buurjongen was. Zij kiezen voor een ongedwongen houding op beide plaatjes.  

Het mooie van zulke foto’s, vooral als ze al een tijdje in een album hebben gezeten, is dat je bij vlagen weer beelden terugkrijgt die misschien iets te zorgvuldig in een afgelegen vakje ergens in je hersenpan waren opgeborgen. Dat kan fijn zijn, of niet. Kan natuurlijk ook dat je alleen maar vooruit wilt kijken. Zelf vind ik de verhalen die uit zo’n foto voortkomen vaak waardevol. Daarom is zo’n verzamelalbum, wat deze Ronduit eigenlijk is, als je ’t mij vraagt een mooi document voor nu en voor later. Wel af en toe uit de doos op zolder halen dan 😉

Nuevocasa

Geplaatst in columns | Een reactie plaatsen

Onderweg

Met een korte druk op de claxon (geweldig woord vind ik dat) stopten we voor z’n huis op de Bisselt. Met z’n drieën zaten we in een Toyota Starlet, kan ook een Peugeot zijn geweest. Ik ben geen groot autokenner. Het was nog vroeg. Half negen op een frisse zondagochtend. De motor draaide stationair en de aanjager begon net een beetje warme lucht te blazen. Onze voetbaltassen lagen achterin. In het huis dat omringd was met grote Douglassparren viel nog geen teken van leven waar te nemen. Een zachte stem op de autoradio meldde dat er een Tjiftjaf was gespot in een tuin in Groningen. Opnieuw de claxon, twee keer kort. Bij het slaapkamerraam boven bewoog een gordijn. Toen verscheen Sjaak. Ontbloot bovenlijf, z’n haar verraadde een wilde nacht. Met een korte armbeweging maakte Sjaak vriendelijk maar resoluut duidelijk dat we door konden rijden. Met een glimlach sloot hij de gordijnen. Sjaak zou er niet bij zijn vandaag. Dat ging lastig worden tegen Niftrik 4. Zoals vaker was de grote vraag of we een compleet elftal op de been konden brengen. Want we hadden ook Alex, onze Griekse spits. Een goed jong. Snel en doelgericht. Je kon ‘m in de diepte om boodschap sturen. Maar helaas lag de zondagochtend hem niet zo. “Ik ben onderweg” was z’n standaardantwoord als ‘ie dan gebeld werd. Maar al snel kregen we in de gaten dat dat niet altijd betekende “naar het voetbalveld”. Soms zag je ‘m dan pas een week later als we weer thuis moesten spelen. Als iemand dan vroeg “Waar zat je nou vorige week?” was z’n antwoord meestal dat hij toen nogal onderweg was, dus.

Toch waren ’t speciale zondagochtenden die voetbaluitstapjes in de regio. Heb er eerder over geschreven. Met beslagen ramen in een kleine kolonne naar Wamel of Puiflijk. Nederland nog in rust. Er hangt dauw in de uiterwaarden. In de kantine op het sportpark is het kil, de verwarming is nog niet op toeren. We spelen onze wedstrijd, schudden handen met de tegenstander en tuffen terug naar Mook. Door een vredig landschap waar intussen honden worden uitgelaten en ook wielrenners. Een gewone, bijzondere zondagochtend in een onbekommerde wereld, zo voelde ‘t.

“Ik snap de Vladimirs van deze wereld niet”

Maar niet overal zijn de zondagochtenden zo lommerrijk. Is een potje voetbal zo vanzelfsprekend als bij ons. In een uithoek van Europa is het nu oorlog.  Een totaal zinloze bezigheid met alleen maar verliezers en erger nog, slachtoffers. Iedereen weet dat, en toch gebeurt het. Ik snap de Vladimirs van deze wereld niet. Zuidelijk van Kiev liggen de stadjes Vita-Poshtova en iets verderop Chabany. Tenminste volgens Google Maps nog wel. Ik stel me zo voor dat beide steden een voetbalclub hebben die *derby’s tegen elkaar speelden. Dat de spelers van Vita-Poshtova 3 zich verzamelden bij de kantine voor hun uitwedstrijd tegen Chabany 5. Net zoals dat bij Eendracht 3 tegen Heumen 4 gebeurt. Dat ze vertrokken in een kleine kolonne naar het stadje ten zuiden van Kiev, ongeveer een half uur rijden via de E95 (dankjewel google Maps;-). Dat ze misschien wel wonnen, toeterend terugreden naar de kantine en bier dronken tot de volgende ochtend. Ja, zou zomaar gebeurd kunnen zijn. Da’s nu afgelopen. Er worden in Oekraïne vandaag de dag niet veel derby’s meer gespeeld. Er rijden wel kolonnes, maar met granaten in plaats van voetbaltassen. Stukgeschoten tanks blokkeren de snelweg. En hoe liggen de velden er bij? Staat de kantine er nog? En de spelers? Onder de wapenen waarschijnlijk. Of – laten we hopen van niet – intussen moedig strijdend heengegaan voor het vaderland. Niet gek dat veel Oekraïners zijn vertrokken naar veiliger oorden. Onderweg naar een plek waar geen bommen vallen.

En zo overvalt de harde realiteit van deze wereld me voor de zoveelste keer. En voel ik me er een beetje ongemakkelijk bij dat ik op koude, vroege zondagochtenden weleens de gedachte had om lekker te blijven liggen en het potje voetbal in Bemmel of Hulhuizen te laten schieten. Blij dat ik toch met de tas op het stuur naar Eendracht ben gefietst. Dat er velden waren om op te voetballen en dat m’n medespelers er waren. Allemaal, op eentje na. In het huis tussen de Douglassparren op de Bisselt zitten de gordijnen voor het slaapkamerraam dicht. Ik gok dat ’t bed lekker warm is. Sjaak is er weer niet bij vandaag 😉

Vrede op aard,

Nuevocasa

* Efkes voor wie ’t fenomeen derby niet kent. Een derby is een potje voetbal waarbij ’t er extra fanatiek aan toe gaat omdat er twee ploegen uit dezelfde streek tegen elkaar spelen. Gaat vaak gepaard met veel strijd, pittige overtredingen en luidruchtige supporters. Veelal kennen de de spelers elkaar, van ’t werk of ’t uitgaan, Maar op ’t veld is daar niks van te merken. Interessant verschijnsel, zit ’n columnpje in 😉

Geplaatst in columns | 6 reacties

Afgelast

Ik herinnerde me laatst uit ’t niets een voorval van lang geleden. Ik zag ’t voor me alsof ik er zelf weer bij was. Het speelde zich af bij ons oude huis in de Kerkstraat. Leek op ’t eerste gezicht niks bijzonders. Maar toch is ’t ergens in een nisje van mijn geheugen blijven hangen. Ik was een jaar of 14. We hadden bij ons achter in de Kerkstraat een garage gebouwd. Op de plek waar vroeger de Boerenbond stond. Echt waar, die hadden we vroeger in Mook. Heel veel stelde ’t niet voor. Een oude boerenschuur met twee grote openslaande deuren vol met juten zakken veevoer en ander agrarisch spul. Meer was ’t niet. O ja, er zat ook een klein hokje voor de beheerder in. Dat was Toon Klaassen, altijd ’n grote boeren pet op en sjek tussen de lippen. Een innemende man, behalve als er weer ’s een leren knikker z’n kantoortje binnen kwam vliegen terwijl ‘ie net z’n dutje deed. Want het zandpad dat vanaf de Kerkstraat langs ons huis naar de boerenbond liep was ons voetbalveld. De grote houten deur was het doel. Het pad liep trouwens verder door naar de Verbindingsweg zodat de boeren vroeger met hun paardenkarren bij garage Thijssen de weg weer op konden. U merkt, Nuevocasa gaat even ’n stevig stukje back in time.

Kan ik ook nog mooi het verhaal van Thé Kamps meenemen. Want ook dat doemde zomaar weer op in m’n geheugen. Thé woonde tegenover Thijssen. Toen ik als klein menneke weer ’s een balletje stond te trappen tegen de deur van de boerenbond kwam Thé even wat traptechniektips geven. Of hij bij ons clubje Eendracht voetbalde, weet ik niet zeker. Wel dat hij Tambour-maître was bij Harmonie Erica. Daar liep hij fier voorop zwaaiend met een lange stok met een zilveren bol er aan. Die gooide hij af en toe zo enthousiast de lucht in dat de muzikanten achter ‘m, moesten rennen voor hun leven.

“Er zat bloed aan de paal”, zei Thé”

Thé vertelde me over een snoeiharde penalty die hij ooit had genomen. Die knalde zo hard op de doelpaal dat de keeper die er met z’n hand tussen zat er een bloedende wond aan overhield. “Er zat bloed aan de paal”, zei Thé. Hij kon ’t beeldend vertellen. Ik zag ’t ook voor me. Een sliertje bloed dat langzaam door het wit van de paal naar het gras sijpelt. De keeper met grote ogen starend naar z’n gehavende hand. Krachtig verhaal vol dramatiek. Misschien is ’t me daarom bijgebleven. Maar of ’t waar is?

Waar gaat dit in hemelsnaam heen, hoor ik u denken. Nou, terug naar onze garage. Die had een plat dak. En daar moest grind op. Het was een miezerige zaterdag en ik hielp vaders mee. Ik liep niet over van zin in dit klusje, maar je deed ’t gewoon. Al was het maar om je zondagsgeld niet mis te lopen. We waren op tijd begonnen want ik moest ’s middags voetballen. Daar had ik wèl zin in. Heel veel, zelfs. Sterker nog, het was het hoogtepunt van de week. In m’n hoofd was ik die wedstrijd al aan het spelen. Schijnbeweginkje zus, steekpassje zo. Van die straffe potjes waarin je probeerde Juliana of Trekvogels in de pan te hakken. Wat vaak nog lukte ook.

Ik stond op het dak grind te harken toen Herman Verheijen, onze coach, het pad naar de garage op fietste. Ik voelde al nattigheid. “Afgelast!” riep Herman. Hij fietste kennelijk het hele team af. “Hoezo afgelast?” schreeuwde ik, tegen beter weten in. “Van die paar druppels”. Ik kreeg zin om de hark door de spaken van z’n voorwiel te jagen. Herman hief zijn handen ten hemel. “Ik kan er ook niks aan doen”. Was ook zo natuurlijk, maar toch vond ik nog even van wel 😉 We moesten uit naar Niftrik, of zo. Tja, in die contreien was ’t wel vaker afgelast. We praten pre-kunstgras, hè. Maar man, wat had ik de pee in. Daar ging m’n voetbalwedstrijdje.   

En toen dacht ik: Ja maar Nuevocasa. Als jij toen al bij één afgelaste wedstrijd zó baalde dat ’t niet door ging. Hoe moet ’t jonge volk van nu zich in dit COVID-tijdperk dan wel niet voelen? De velden liggen er goed bij en toch mag je er lang niet altijd op. Eerst helemaal niet, later weer wel, toen weer niet. Met publiek, zonder publiek. Maar tot 5 uur, of maar met z’n vieren op 1,5 meter. Ik zou ’t daar erg zwaar mee hebben als ik nu 12 was, zo’n onzekere half voetballoze periode. Okay, d’r is een serieuze pandemie gaande. Dus ik snap ’t wel. Maar ja, als jong menneke wil je toch alleen maar voetballen. Tenminste, ikke wel. En dan ’t liefst echte wedstrijden. Zou nu toch een fijne manier zijn om het coronajuk efkes van je af te voetballen. Hè-hè, ik kom eindelijk bij m’n punt. Misschien heb ik ’t faliekant mis, maar de jeugdige sporters lijken ’t te kunnen handelen allemaal. Ze spelen soepeltjes in op wat kan en wat niet kan op het sportveld zonder al te veel te morren. En dat vind ik knap want  zelf had ik de moed waarschijnlijk al lang opgegeven. De jeugd van tegenwoordig niet. Die zijn goed bezig. Wilde ik eventjes kwijt.

Ik zie op de website van ons clubje Eendracht een vol speelschema voor ’t komende weekend. Fijn. En komen de COVID-maatregelen er onverhoopt toch tussen dan spelen we daar soepel op in. Dan ballen we tijdelijk (liever niet te lang) in de achtertuin of op het pleintje om de hoek. Efkes hooghouden bij de kerstboom in de huiskamer mag ook 😉 Lekker knallen tegen de grote houten deur van de boerenbond in de Kerkstraat zou ook fijn zijn. Maar ja, die staat er niet meer.

Vrede op aard,

Nuevocasa

Geplaatst in columns | 2 reacties

Kunstgebit

Er woonde vroeger bij ons in de straat een tandtechnicus. Na een carrière als loodgieter switchte hij naar het kunstgebit. Hij had een eigen zaak in de stad en een goeie slogan. “Gebit gebroken, Vervoort gesproken”. Hing op een strak naambordje naast de voordeur. Hij werkte ook weleens thuis, vandaar. Daarmee was hij z’n tijd ver vooruit. Want wie werkte er nou thuis in die dagen? Dat waren er toen niet veel. Nu wel….

Ik moest aan de tandtechnicus denken toen ik op iNsite het bericht las dat op een toilet in de Mariënbeurs een kunstgebit was gevonden. Een ondergebit om precies te zijn. Je kon ‘m afhalen bij de balie Gevonden Voorwerpen. Zijn van die berichtjes die je leest met een glimlach. Van een kant snapte ik het wel. Een toilet is natuurlijk bij uitstek een plek waar je iets achterlaat. Dus ja, waarom geen ondergebit. Maar toch lijkt me dit geen doorsnee gevonden voorwerpdingetje. Het maakte me ook een beetje nieuwsgierig. Want hoe gaat dat dan als de rechtmatige eigenaar het gebit op komt halen. Zoiets misschien?

“Ik kwam ’s vragen, is er misschien een … kunstgebit gevonden?” De vrouw is wat moeilijk te verstaan omdat ze een hand voor haar mond houdt. De baliemedewerker kijkt haar vriendelijk aan. “Moment, ik zal even voor u kijken”. Er komt een grote plastic bak tevoorschijn waarin de baliemedewerker begint te rommelen. “Was ’t een onder- of een bovengebit”, vraagt hij. Kennelijk raken er vaker gebitten zoek. “Onder!”, klinkt ’t resoluut. De mevrouw zet haar gêne opzij en opent haar mond. Ze wijst. “Hie haddie moete zitte”. De baliemedewerker concentreert zich op de plastic bak en vist er een krultang uit. “Dit zal ‘m wel niet wezen”. Een grapje van de baliemedewerker. De gebitmevrouw kan er niet om lachen. “Vorige week hadden we nog een hamster”, probeert de baliemedewerker nog. “Je komt de gekste dingen tegen”. Qua humor zitten de baliemedewerker en de gebitmevrouw duidelijk niet op een lijn. Dan komt er een plastic zakje uit de bak. Met een gebit erin. De vrouw komt dichterbij en begint te knikken. “We komen in de buurt, geloof ik” zegt de baliemedewerker terwijl hij ’t zakje open frutselt. “Wilt u ‘m hier passen of in de paskamer?”. De vrouw kijkt om zich heen en realiseert zich dan met een zucht dat de baliemedewerker weer een grapje maakt. Het blijkt een ondergebit te zijn en het zit als gegoten. “Dit is ‘m!”, zegt de vrouw die nu een stuk beter verstaanbaar is. “Zo blij dat ik ‘m weer terug heb”.  “Mooi”, zegt de baliemedewerker. Hij zwaait haar na als ze met korte pasjes om de hoek verdwijnt.

Zouden er in de 2e kamer ook wel ‘s kunstgebitten rondslingeren?

Het zal in werkelijkheid iets anders zijn verlopen, schat ik in 😉 Maar evengoed, dan heb je toch een topdag als baliemedewerker én als gebitmevrouw, stel ik me zo voor. Er worden geen vragen gesteld. Terwijl menigeen toch heel graag zou willen weten hoe je in hemelsnaam je gebit kunt vergeten op het toilet. Okay, de grapjes van de baliemedewerker zijn flauw. Maar er wordt niet geoordeeld. Het is wat het is.

En dan denk ik, zouden er in de 2e kamer ook wel ‘s kunstgebitten rondslingeren? Je zou wensen van wel. Alleen al om een beetje lichtheid te brengen in de toon van de debatten daar. Een beminnelijke glimlach in plaats van een volkstribunaal. Zo moeilijk is het toch niet om een beetje normaal met elkaar om te gaan. In de kamer en op straat.

“A mind is like a parachute. It doesn’t work if it’s not open”, zei Frank Zappa ooit. Vind ik een hoopvolle uitspraak. Want je hebt het in eigen hand. Dus daarom tot besluit een paar stichtelijke woorden 😉 Laten we 2022 uitroepen tot het jaar van de parachute en massaal onze valschermen open trekken. “Wordt ’t nooit slechter van”, was steevast de reactie van de tandtechnicus bij ons in de straat als een klant z’n kunstgebit bracht. Gaat in veel gevallen op, dat antwoord.

Geplaatst in columns | 1 reactie

De sportkeuring

“Nuevocasa, je moet ’t een keertje hebben over de sportkeuring van vroeger in die verhaaltjes van je”, dacht ik laatst (in gedachten heb ik weleens conversaties met mezelf, ik weet nog niet of ik me daar zorgen om moet maken). Het EK moest nog beginnen. Twee dagen later kreeg Eriksen op het veld een hartstilstand. Ik zette de TV aan toen ’t net gebeurd was. Je voelde dat zich iets ingrijpends had afgespeeld. Er was publiek in het stadion in Kopenhagen, maar je hoorde ze niet. Gezichten werden met handen bedekt, supporters hielden elkaar vast. Tussen de spelers door die de Deense aanvoerder in een kring rondom het slachtoffer had geposteerd zag ik de op en neer gaande bewegingen die horen bij iemand die gereanimeerd wordt. Ik hoorde daarna van de commentator om wie het ging en wat er aan de hand was. Groot was de opluchting toen de hulpverleners het hart weer aan de praat kregen en Eriksen bij kennis was. Toch bleven er duidelijke sporen van ontzetting achter op de gezichten van de spelers. Dat de wedstrijd dezelfde avond werd uitgespeeld vond ik maar moeilijk te begrijpen.

Uiteraard ging het de rest van de avond en de dagen daarna over hartfalen, de fysieke toestand van spelers en de medische controle daarop. Wat mij dan weer brengt bij de sportkeuring. Moest je heen van de KNVB als je bij een echte club voetbalde. Schijnt ergens in de jaren 80 te zijn afgeschaft. Vond ik altijd best spannend, zo’n keuring. Ik sliep er zelfs slecht van. Kreeg enge dromen over een grote grijze man in een witte doktersjas die me op sombere toon vertelde dat ik werd afgekeurd en niet meer mocht voetballen. Tja, en niet meer voetballen betekende voor Nuevocasa in die dagen zo ongeveer hetzelfde als een terrasverbod bij De Malle Jan in Plasmolen waar “mooiste meisje van de klas” Lidwien Wellen toen de drankjes serveerde. Ik bedoel, veel erger kon het niet worden. En het paste ook totaal niet in m’n toekomstplannen als profvoetballer.

Knipsel vragen sportkeuring

Ik herinner me nog dat we ons voor de keuring moesten verzamelen bij Café de Poort van Limburg. Jeugdspelers, senioren, alles door elkaar. Van de Poort reden we dan in kolonne naar Nijmegen waar zich ergens aan de Oranjesingel (dacht ik) het sportkeuringsbureau bevond. Van tevoren hadden we allemaal een formulier ingevuld. Daarop moest je allerlei enge medische vragen beantwoorden. Een interessante vraag was hoeveel glazen alcoholhoudende drank je per week tot je nam. Wat mij daarbij opviel was dat op deze vraag nogal zuinig werd geantwoord. Selectiespelers die welhaast in de sportkantine leken te wonen en vaak ook nog in Duitsland op de bouw werkten, vulden met een strak gezicht 4 glazen per week in. Of zelfs maar 2. Een limiet waar je alleen al op zondag in de kantine binnen een half uur na de wedstrijd al vet overheen ging. Dit verklaarde waarschijnlijk ook de gefronste wenkbrauwen en de ingehouden glimlach van de keuringsarts bij zijn vraag: ”U hebt de vragenlijst naar waarheid ingevuld?”.

Ik werd niet afgekeurd en mocht blijven voetballen. Ondanks dat ook mijn inschatting van de glaasjes alcoholhoudende drank niet echt correspondeerde met de ontdekking van het regionale uitgaansleven die op dat moment gaande was in m’n leven.

“De klap kwam tijdens een hap frisse buitenlucht  op de parkeerplaats”

 Wat mij dan weer brengt bij Disco 2×2+1 (waaraan door sommigen nog “en de wortel uit 7” werd toegevoegd). DJ’s uit Malden die draaiden op discoavonden in het Gemeenschapshuis in Mook. Idee van ons clubje Eendracht, meen ik. Als A-junior draaide je daarom bardienst. Omdat ik op een van deze avonden wat last had van buikkrampen kreeg ik van mijn collega-JaegerLogobarmannen het advies om een Jägermeister te nemen. Dat zou zeker helpen. En in zekere zin hielp het ook. Het medicijn beviel zo goed dat ik rond 22.30 uur geen darmklachten meer had en tevens totaal van de wereld was. De klap kwam tijdens een hap frisse buitenlucht op de parkeerplaats, waar ’t ook nog eens spekglad was omdat ’t ijzelde. Ik zou die avond de weg naar huis nooit gevonden hebben zonder de hulp van een van de barjongens. Hij hielp me glibberend de Rijksweg over waarna we voor de oude Centra winkel allebei ferm onderuit gingen. Dat gebeurde daarna nog een keer of 3. Thuis gekomen in de Kerkstraat belden we aan. Wat op zich al een slecht voorteken is omdat je het huis waar je zelf woont doorgaans door de achterdeur betreedt. De blik van ons mam toen ze opendeed en mij zag hangen aan mijn collega-barman stond op zwaar noodweer. Ze gebaarde naar de trap waarna ik linea recta m’n bed in werd getakeld. Halverwege de trap duwde ze nog een beetje mee zodat ik niet achterover zou kukelen. Ik voel die handen af en toe nog. De barman die mij die nacht veilig thuis wist te krijgen was Jaap Beers. Over onze barre tocht hebben we ’t nog regelmatig gehad. Ook over de nasleep ervan. Daarmee bedoel ik de wraakacties van m’n moeder. Zo kreeg ik de volgende dag brood mee naar school waar behalve een 1 mm breed reepje schouderham niks op zat. Dan vroeg ze als ik thuiskwam ”En, waren de bammetjes lekker?”. “Ja mam”, zei ik dan “vooral die met schouderham”.

Op 14 juni, een prachtige, warme lentedag, hebben we afscheid genomen van Jaap. Tijdens een ontroerende ceremonie op ’t korfbalveld bij ons mooie clubje Eendracht. Het gemis kon je overal voelen. Zittend op een klapstoeltje in de lentezon was iedereen verzonken in herinneringen aan Jaap. Ik ook. Aan onze barre tocht door beijzeld Mook en aan nog veel meer. Maakt ’t allemaal zó moeilijk om te begrijpen dat ‘ie er niet meer is.

Ik heb ’t nooit meer gedronken, maar toch schenk ik vanavond – over een half uur begint Oranje tegen Oostenrijk – 1 glaasje Jägermeister in. En dan proost ik op jou, Jupke Beers. Rust zacht!

Nuevocasa

Geplaatst in columns | Een reactie plaatsen

In je nakie

Je moest met je volle gewicht tegen de metalen knop op de betegelde wand gaan hangen, maar dan had je ook wat. Na een paar horten en stoten sprong de douche aan. Efkes wachten tot de straal warm was en dan hop eronder. Gewoon in je nakie. Al vrij snel nadat dat ik als klein mènneke bij ons mooie clubje Eendracht ging voetballen, stond je na de wedstrijd in je blote viool met je hele team te badderen. Beetje armoedig nog op het oude sportpark aan de Schansweg. Tot je enkels in een onbedoeld mini peuterbadje vol met appelkroost, lege pakjes Zware van Nelle en ronddobberende plastic theebekertjes omdat het afvoerputje dichtzat. Maar de straal maakte veel goed, die was meestal lekker warm.

Het zal in het begin wat onwennig zijn geweest. Voorheen stond je thuis in je eentje onder de douche of misschien zat je nog in zo’n zinken teil die je moeder had gevuld met emmers warm water (jawel, jeugdige lezer, zo ging dat vroeger;-). Maar als ik naar mezelf kijk, vond ik het al snel de normaalste zaak van de wereld, zo met z’n allen zonder kleren in de kleedkamer. Wat later ontdekte ik dat er ook wel met onderbroek aan werd gepoedeld. En dat er principiële niet-douchers waren. Zij verkozen met een handdoek over de schouder en een washandje de koude straal van de wasbak boven een hete douche. Prima, maar ze waren toch vooral een uitzondering.

Als jeugdteam douchte je zo als het ware met elkaar naar de senioren. En natuurlijk betekende dat ook dat er groei zat in het materiaal waarmee we ons later wellicht gingen voortplanten. Het ontwikkelde zich alle kanten op. In de lengte, de breedte, in een curve, kaarsrecht. Kaal of in een bosrijke omgeving. Er werd links gedragen, en ook rechts. De een speelde – ik probeer ’t even plastisch te zeggen – Championsleague, de ander in de Mickey Mouse competitie.         

Niet dat je nou uitgebreid ging bestuderen wat je medespelers zoal hadden hangen. Maar zo af en toe ving je er natuurlijk wel een glimp van op. En er waren er ook bij waar je in feite niet omheen kon. Dat waren de jongens die ik op winterse dagen probeerde te omzeilen bij de douche. Daar stond ik liever even niet naast omdat mijn zakie de neiging had nogal te gaan krimpen na een wedstrijdje op een bevroren veld bij -7°C. Het contrast met m’n buurman werd dan wat groot, vond ik. Dus rommelde je nog even in je tas alsof je de shampoo niet kon vinden tot de meer reguliere afmetingen aan de beurt waren. Gelukkig had ik boven nul veel minder last van krimpend gereedschap 😉 

Het is natuurlijk niet helemaal vergelijkbaar, maar ik kom tot deze onthulling omdat er nogal wat commotie is ontstaan over een nieuw tv-programma op kinderzender Zapp dat “Gewoon Bloot” heet. Kinderen stellen vragen aan naakte volwassen over hun lichaam. Waarom? Omdat je een positiever lichaamsbeeld krijgt als je ’t blote lichaam van gewone mensen ziet, in plaats van al die neppe “perfecte” lichamen die de media ons showt. Zo leer je dat lichamen er zijn in alle soorten en maten. En dat iedereen er mag zijn. Niks mis mee, zou je denken. Maar conservatief Nederland, dat kennelijk sterk terugverlangt naar de jaren 50 van de vorige eeuw, denkt daar anders over. “Walgelijk! Potloodventerij!” zeggen de Van der Staaij’s en Baudet’s van deze wereld. Ze stellen er zelfs Kamervragen over. Alsof bij het zien van een bloot lichaam hel en verdoemenis over ons zullen neerdalen. Het zal toch niet, dacht ik, dat zo’n mooi programma sneuvelt doordat de “grote mensen” zich er tegenaan gaan bemoeien. Niks d’r van, zegt Zapp. We zenden “Gewoon Bloot” gewoon uit. Vind ik een sterk standpunt.   

Wegens forse tegenwerking van den rechterknie is het mooie spelletje voetbal en dus ook douchen bij Eendracht er voor nuevocasa al jaren niet meer bij. Toch meen ik me te herinneren dat de aanblik van poedelnaakte teammakkers indertijd ook flink bijdroeg aan een positiever lichaamsbeeld van ons allen. Net als bij “Gewoon Bloot”. Het had zelfs een wederzijds effect. Je rare buiknavel die veel weghad van het opblaasflubbertje van een strandbal was totaal geen issue meer toen je de kromme bilnaad van de rechtsbuiten zag. Omgekeerd precies hetzelfde. Iedereen mocht er zijn, met en zonder kleren aan. Maakte heel niet uit. En trouwens, na drie keer lappen in de kantine hadden we allemaal weer een killerbody, dachten we.

Nuevocasa

Geplaatst in columns | Een reactie plaatsen

Haar naam was Archie

Jaren geleden kwam onze Japanse rijstvogel Kato om ’t leven tijdens een riskante duikvlucht in z’n kooi. We troffen hem ’s ochtends levenloos aan in z’n etensbakje. We hebben Kato toen, op zijn uitdrukkelijke wens, in kleine kring begraven. Na de ter aarde bestelling was er sake en sushi, precies zoals Kato het gewild zou hebben.

We moesten de afgelopen jaren vaker afscheid nemen van geliefde huisdieren. Na een korte ceremonie pakten we dan vrij snel het gewone leven op. Maar afgelopen dinsdag was alles anders. Dinsdag hebben we afscheid genomen van het liefste schepsel dat ik op aarde ooit ben tegengekomen. Archie, onze Golden Retriever. Blonde godin met een jongensnaam. Over twee weken zou ze negen zijn geworden. We moesten haar laten inslapen omdat haar nieren het niet meer deden en verder leven een lijdensweg zou worden en misschien op ’t allerlaatst al wel een beetje was.  

Op de behandeltafel bij de dierenarts voelde ik haar wegglijden naar Hemelse sferen, een laatste keer trok ze haar wimpers op en toonde ze me haar onweerstaanbare frons. Even later stopte haar hart en kwam bij mij pas echt binnen wat Archie in al haar kwispelende bescheidenheid voor mij heeft betekend. Dat het fijn was om haar om ons heen te hebben dat wist ik natuurlijk. Maar toen het laatste levenslicht uit haar ogen verdween, werd me onder het bleke TL-licht van de dierenartspraktijk opeens vreselijk duidelijk dat Archie een veel groter onderdeel van mijn leven uitmaakte dan ik zelf in de gaten had. Dat ik de warmte en de blijheid die ze rondstrooide en de vanzelfsprekendheid waarmee ze dit deed misschien wel een beetje gewoon was gaan vinden. Terwijl ik heel goed zou moeten weten dat daar niks gewoons en vanzelfsprekends aan was.

Gewikkeld in een deken met veel kleur werd Archie’s lichaam door de dierenarts en haar assistente in de auto gelegd. Ik had ook een belangrijke taak, ik mocht de achterklep openhouden en daar had ik het al moeilijk genoeg mee. Het had iets van een Indiaas afscheidsritueel, ook al was het maar een paar meter naar de parkeerplaats. We bevonden ons op het industrieterrein in Malden, maar die kille omgeving viel even helemaal weg toen we Archie in een kleurrijke mini-processie naar de auto brachten. Zachtjes liet ik de klep dichtvallen waarna mijn poging om de zorgzame dierendokters te bedanken strandde in een half afgemaakte zin. Onderweg naar Mook merkte ik dat ik keer op keer in de achteruitkijkspiegel keek, misschien wel om te checken of er niet toch iets bewoog achterin de auto. Archie had het nooit zo op autorijden. Je gaat raar denken op zo’n moment. Ondertussen vulde mijn hoofd zich met fijne herinneringen.

Zoals die keer dat ik voor het eerst in gaten kreeg dat je hond aanvoelt wanneer je verdrietig bent of niet goed in je vel zit. Dat ze haar snuit op je schoot legde en er met één begripvolle oogopslag voor zorgde dat je het een beetje kon blijven handelen allemaal. Of de dagelijkse wandeltochtjes door de uiterwaarden van de Maas tussen de buffels van Büchner die altijd wel in waren voor een opstootje. Of tegen de avond richting de Mookerhei, reetjes spotten. De rust, de natuur, het relaxte tempo van Archie en dus ook van mij. Dit was niet zomaar wandelen. Dit was een meditatieve ervaring. Therapie voor de ziel. Je was een compleet ander mens als je weer thuis kwam.

Natuurlijk had Archie ook een eigen plekje bij ons in huis. Vrouw des huizes Sylvia had via marktplaats een mooi bankje aangeschaft. Het was niet zomaar een bank. Het was een chaise longue. Kon je lekker op zitten en liggen. Dat vond Archie ook. Eerst deelde ze de bank met Tieke, onze jongste. Als een liefdespaar lagen ze dan in elkaar verstrengeld op het zachte pluche. Tot de kinders op kamers gingen. Toen was de chaise longue voor Archie. De manier waarop ze de bank beklom, met een soort aanloopje uit stand, was een belevenis op zich. De bank zag er niet meer uit, vol met witte haren en slib uit de Maas. Dat hoorde zo, het was Archie’s chaise longue! Daar deed je niet moeilijk over.

Ik zie voor me hoe ik me op een natte zaterdag een half uurtje terugtrek op de bank (we hebben ook een bank waar mensen op mogen 😉 )Het schemert en ik heb zacht de fijne Parijse radiozender Fip opstaan. Langzame jazz vult de kamer in en ik geef me over aan een moment van lichte slaap. Even later voel ik warme lucht tegen mijn wang en daarna een natte neus. Archie vlijt zich tegen de bank aan en ik hoor hoe haar ademhaling en die van mij in hetzelfde ritme terecht komen. Als ik mijn linkerarm laat zakken, kan ik met mijn vingers net bij haar favoriete kroelplekje, bij haar oren. We hebben allebei onze ogen gesloten. Buiten jaagt de westenwind de regen tegen de ramen.

Lieve Archie, je struinde over de stranden van Zeeland, Scheveningen en je rolde zelfs door het sierlijke duingras aan de Bretonse kust. En elke keer vergat je dat zeewater zout is. En er waren zoveel fijne ontmoetingen met andere honden en hondenmensen. Sommigen hadden zelfs speciaal voor jou een hondensnackje mee, en jij wist dat. Als er mensen achter ons wandelden, dan wachtte je. Even begroeten, knuffelen. Dan pas weer verder. Snelheidsrecords hebben we niet verbroken, tijdens onze rondjes 😉

En er was Oud & Nieuw. Dat was dubbel. Je trilde dagenlang als een rietje. En iedere keer als je dacht, nu is het rustig, knalde het weer opnieuw. Gelukkig maakte het feest bij ons thuis veel goed. Want je was de knuffelhond van de jeugd. Wij moesten als ouders ons huis afstaan en werden tot 2 januari weggestuurd naar een klooster in Zuid-Limburg of een B&B ergens in Zeeland. Jeugdig volk van dichtbij en ver weg nam het over. Met slaapzakken en luchtbedden. Voor ze kwamen hadden ze al gecheckt of jij er ook zou zijn, Archie. Zo van: “Is Archie er ook? Dan kom ik!” Je charmes, ze waren onweerstaanbaar.

Ik heb onze vaste rondjes langs de Maas nou een paar keer in m’n eentje gelopen. Voor het gevoel. Om in kleine stappen aan een nieuw ritme te wennen. Dan kijk ik achterom op de dijk omdat jij weer ’s heerlijk aan het treuzelen bent. Maar ik zie je niet. Je bent er niet. Jij bewandelt nu andere paden ergens waar het fijn is. En dat is goed. Alleen lukt het me nog niet er mee om te gaan dat ik je ’s ochtends niet meer kan knuffelen op je chaise longue, dat je halsband ongebruikt aan de knop van de radiator hangt en dat ik de Dentastix bij de Plus kan laten staan.  

Het vindt z’n weg wel, weet ik. Verdrietig zijn heeft ook z’n mooie kanten. Maar lieve lieve Archie, wat mis ik nu je snuit op mijn schoot en je prachtige oogopslag die er voor zorgde dat ik het een beetje kon blijven handelen allemaal.

je “baasje”

Geplaatst in columns | 3 reacties

Vleesbingo

Een column of een verhaaltje schrijf je graag over iets vrolijks, tenminste ik merk bij mezelf dat ’t wel vaak die kant op gaat. Proberen om een glimlach op te roepen of je lezer op z’n minst op prettige gedachten te brengen. Of dat altijd lukt, weet ik niet. Maar ik hoop er ’t beste van. Vooral nu, in een periode dat heel veel anders is dan het was. Als ik langs verzorgingstehuis Mookerhof fiets, zie ik oudjes achter glas smachtend naar een knuffel. Als ik bij een makker langs ga die serieus ziek is, wil ik ‘m stevig tegen me aandrukken. Maar bij het afscheid blijft ’t bij een elleboog of een boks. Het overkomt je, maar het gaat zo tegen je natuur in zo’n pandemie. En het doet ook rare dingen met je gedachten. Als je nu een popconcertje of oude voetbalfragmenten terugziet op tv denk je: “Jezus, wat zitten die allemaal dicht op elkaar!” Zelfs je hersenen staan in standje Covid. Op zich niet verkeerd, natuurlijk. Maar ‘t geeft wel aan dat we in andere tijden verkeren.

Nou ben ik nogal positief van aard, durf ik van mezelf te zeggen. En dat komt goed van pas om de sombere gedachten die me zo nu en dan overvallen weg te bonjouren. Zo dacht ik laatst tijdens een rondje met het hondje langs de Maas ineens terug aan een opmerkelijk fenomeen dat jaren terug in de kantine van ons clubje Eendracht plaatsvond. Zo tegen de kerst. Ik had net een stukje in de krant gelezen over het water dat veel voetbalclubs aan de lippen staat, want kantine dicht = nul omzet. En ineens kwam ‘ie weer bij me binnen: de Vleesbingo! Op touw gezet om de clubkas een stevige impuls te geven. Maar meer nog om “onder mekoar” in een knusse kantine het edele bingospel te spelen. Mooi sparretje met lampjes in de hoek, kerstkleedjes op de tafels, waxinelichtjes aan met op de achtergrond het ratelen van de balletjes in de bingomolen.

“dan won je anderhalve meter verse worst of twee pond klapstuk”

Zal ergens in de jaren 90 zijn geweest, maar jaren 60 zou je ook geloofd hebben. Had je als eerste een rijtje vol, dan won je bijvoorbeeld anderhalve meter verse worst of twee pond klapstuk. Gehakt half om half deed ’t ook altijd goed. En bij een volle kaart kon je zelfs een schaal vol sukadelappen of slavinken scoren. Al weet ik dat niet helemaal zeker meer, want het vleesbingospel ging samen met het nogal fors innemen van biertjes. Indachtig de steun aan de clubkas deed je daar gewillig aan mee.

Ik herinner me nog die keer dat ik naast Willie Roelofs zat (stijlvolle linkspoot die veel te vroeg van ons is heengegaan). Onze bingokaarten voor ons op de bar. De combinatie naast Willie zitten en het bingospel spelen bleek echter lastig. Het rondjes geven en fijnzinnig dom lullen leidde tot concentratieverlies en een grote kans op valse bingo’s (valse bingo: hardnekkig verschijnsel bij het bingospel. Je roept bingo maar bij controle blijkt dat je toch geen bingo hebt waarna er steevast geroezemoes ontstaat in de zaal). Tussen de valse bingo’s zat kennelijk toch een geldige, want een paar dagen later werd me gevraagd wanneer ik m’n prijs op kwam halen. Zo konden we bij ons thuis tot in het nieuwe jaar karbonaadjes bakken.

Als je ’t mij vraagt is vleesbingo tegenwoordig – ik denk bijvoorbeeld even aan #MeToo – niet echt een fijne term. Klinkt me te rauw en ongevoelig, ook al werd er niks negatiefs mee bedoeld. Misschien moeten we naar de Vegabingo, is toch meer van deze tijd. Met kans op een Tofureepjespakket of een schaal Bofkipburgers. Ja, dat zou wat zijn. Kantine weer vol omdat de horeca open mag. Gewoon lekker dicht op elkaar zodat je weer voelt hoe mensen aanvoelen. Hoopvol vooruitzicht voor als we ons straks in kleine kring rond de kerstboom scharen. Het nieuwe jaar komt er aan, het vaccin ook. Ik ga er niet over, maar van mij mag 2021 het jaar van hoop, houvast, liefde én de Vegabingo worden!

Vrede op aard!

nuevocasa

Geplaatst in columns | Een reactie plaatsen

De noppen van Rini Hulsman

Het eerste trainde op het oude hoofdveld toen het sportpark van ons clubje Eendracht nog aan de Schansweg lag. Geheel omgeven door groen lag het veld hier prachtig. Hier wilde je voetballen. In de hoek van het veld niet ver van de ingang werd een rondo gedaan. Standaard trainingsdingetje. Een paar spelers die de bal rondspelen en eentje in ‘t midden die ’m probeert te onderscheppen. Er stonden toeschouwers op de heuvel langs het veld, niet te ver van de houten mini kantine waarvan de deur door een zinken vuilnisbak werd opengehouden. Voor mijn gevoel liep het een beetje op het einde van het seizoen, de avonden werden langer en de temperatuur was aangenaam. Of er in de competitie nog veel op het spel stond voor de heren van Eendracht 1 weet ik zo niet meer. Wat ik nog wel weet is dat ik voor het eerst met ze mee mocht trainen. Het was mijn eerste jaar in de a-junioren en kennelijk had het scoutingsapparaat zoiets van “Die Nieuwehuuze moeten we d’r bij hebben”.

Een week eerder kregen we bij ons thuis bezoek van de trainer en de elftalleider van “de selectie”. Joop Heinstra en Aloïs Creemers kwamen aan mijn ouders vragen of het goed was dat zoonlief bij het eerste kwam voetballen. Jawel, de zaken werden zorgvuldig aangepakt in die dagen. Vaders was gelijk om, al deed hij daar voor de vorm nog een beetje nonchalant over. Ons mam kreeg spontaan een Boudewijn de Groot-erlebnis: “Als ‘ie maar geen voetballer wordt, ze schoppen ‘m misschien half dood”. Toch volgde er goedkeuring, zolang m’n huiswerk niet in het gedrang kwam. “Tuurlijk niet, mam”, zei ik. Waarna moeders mij een blik toewierp zoals alleen bezorgde moeders dat kunnen. Ik wist dan dat ik er goed aan deed een tijdje niks te zeggen. En zo kon het dus gebeuren dat ik die avond ergens in april, kan ook mei zijn geweest, meedeed aan een rondo met de mannen van Eendracht 1.

“Twee schroefnoppen boorden zich in de wreef van mijn linkervoet”

Ik probeerde me tussen de grote jongens te bewegen alsof ik al jaren met ze voetbalde. Af en toe een simpel trucje, subtiel versnellinkje. Ging me best goed af. Tot het moment dat de spits van het eerste het genoeg vond. Met een resolute beweging zette hij z’n voet, de rechter meen ik, met z’n volle gewicht bovenop de mijne. De bal was al lang gespeeld, maar dat was even van ondergeschikt belang. Twee schroefnoppen boorden zich in de wreef van mijn linkervoet. Mijn voetbalschoen van Quick, toch degelijk spul, voelde als een teenslipper. Tegen dit geweld waren zelfs de legerkistjes van Nijmeegs Jopie niet bestand. De noppen die zich in mijn voetvlees hadden geplant waren van Rini Hulsman. De legendarische spits van eendracht 1. Bovenbenen als volgroeide Amerikaans eiken, brede kaaklijn en een borstkas die ieder shirt strak trok. Befaamd in de wijde regio o.a. vanwege z’n snoeiharde verdekte schot vanaf de 16 meter dat door keepers met het blote oog pas waar te nemen was als de bal in het net lag. Verteld werd dat er voorstoppers van de tegenstander waren die een weekendje weg boekten als Eendracht 1 op ’t programma stond. Ik geloofde dat. Rini bevond zich in de nadagen van z’n carrière en het was natuurlijk een eer dat ik met zo’n Eendrachtheld mee mocht trainen.

Alleen die aanslag op m’n wreef, dat hoefde voor mij nou niet per se. Ook omdat Rini Hulsman een spits was die ’t nodige gewicht in de strijd kon werpen. Ik snapte later wel dat hier op ferme wijze duidelijk werd gemaakt dat het er bij de grote jongens effe wat anders aan toeging dan bij de mennekes van de a-junioren. Kun je een hoop van leren, van dit soort momenten. Ik heb een maand last gehad met schieten, nou ja ik schoot nooit met links dus in feite viel ’t allemaal wel mee. Het wondje dat de metalen schroefnop achterliet, werd een lichtrood, beetje verdikt streepje vel dat later beige werd. Alsof een kunstschilder er losjes met een streek van z’n penseel een souvenirtje had achtergelaten. Het plekje is nooit meer weggegaan. Vind ’t ook wel wat hebben.

Ik bedoel, als je dan toch een litteken ergens aan overhoudt, doe er dan maar eentje van de legendarische spits van ons clubje Eendracht. De een kiest voor een tattoo, de ander voor een piercing. En ik, ik heb een litteken van Rini Hulsman.

nuevocasa

PS

Het mooie van zo’n nostalgisch verhaaltje, vind ik, is dat je de rauwe realiteit van vandaag even lekker links kunt laten liggen. Gewoon heel even geen Wilfred Genee – Thijs H – Akwasi – Maurice de Hond – Mona Keizer – Ab Osterhaus – Johan Derksen

Iedereen is gelijk! Hoe moeilijk kan ’t zijn …..

Geplaatst in columns | Een reactie plaatsen

De stofzuiger

Hij staat meestal in de hal bij ons in het Kleppermanstraatje. In een hoekje bij de meterkast, naast de trommels en standaards van m’n drumstel. De geribbelde slang twee slagen gedraaid om de buis die je in het apparaat kunt klikken. Als een Boa Constrictor vlak voordat ‘ie z’n prooi fijn knijpt. Ik heb ’t over de stofzuiger! Handig ding, natuurlijk. En al helemaal als je een hond hebt. Archie, onze Golden Retriever verliest gemiddeld een kuub hondenhaar per dag. Dus ja, dan is zo’n apparaat een uitkomst.  Best blij mee ook. Onze Golden Retriever niet. Archie is een blije hond. Extreem relaxt ook. Behalve als haar (Archie is een ze) grootste vijand wordt ingeschakeld. Als je bij de stofzuiger in de buurt komt, staan haar oren al overeind. Trek je het apparaat de kamer in om het zuigproces te starten, dan is het hop van bank af, in een boog om het ding heen en de kortste route naar de achterdeur. Snel naar buiten waar het veilig is.

Is ook best een herrieding zo’n stofzuiger. Maar in feite gaat het nergens over in vergelijking met ons vorige apparaat. Als je daarbij met je voet de aanknop indrukte, leek het wel alsof er een luchtalarm afging en er op hetzelfde moment een Leopardtank de huiskamer in kwam rollen. De verlichting in de kamer werkte nog maar op halve kracht, zoveel stroom trok ‘ie. De buurt in rep en roer. Telefoontjes wat er aan de hand was. Maar ja, die hoorden we natuurlijk niet. We constateerden veel opluchting in de straat toen we een nieuwe stofzuiger kochten. Hoe dan ook, een warme band tussen Archie en de nieuwe stofzuiger gaat er niet komen. Zo’n hond kan je dan door het raam ook nog vol ongeduld aankijken als je aan de andere kant langs komt zuigen. Zo van “Schiet ’s een bietje op, ik wil weer naar binnen”. Als ’t voor honden weggelegd zou zijn om demonstratief op ’n horloge te kunnen kijken, had ze ’t gedaan. De hond, trouwe viervoeter, maar soms ook ’n tikkeltje arrogant!  

Gelukkig heb je ook nog stofzuigers waar Archie minder moeite mee heeft. In de sportwereld, bedoel ik dan. De stofzuiger op het voetbalveld om precies te zijn. De speler die het vuile werk opknapt. De bikkelaar die overal tussen zit en recht door zee is. Die zich niet al te veel met de aanval bemoeit, maar er van afstand zo maar eentje in de kruising kan leggen. Type Willy van der Kerkhoff bij het PSV van lang geleden die er geen punt van maakte behalve het veld ook de vloerbedekking in de kantine even mee te nemen. Inspiratiebron voor stofzuigers van latere generaties zoals Edgar Davids en Gennaro Gattuso. Maar ook voor Jackie Groenen bij de leeuwinnen en iemand als Kees Gommers bij ‘t eerste van onze mooie clubje Eendracht. Is onmisbaar volk, die stofzuigers. Die moeten we omarmen en knuffelen.

Is gelijk ook ’n mooie boodschap voor 2020: “Geef de stofzuiger de ruimte!” In de politiek bijvoorbeeld. Stofzuigers accepteren geen wachtgeld en soebatten niet eindeloos over de Brexit. Zit niet in hun karakter. Yep, als ’t aan uw “politiek verslaggever” nuevocasa ligt, wordt 2020 het jaar van de vacuum-cleaner. Daarom ook durf ik hier alvast de nieuwe nummer 1 van de Top 2000 in 2020 te voorspellen.  Nee, niet vaste prik Bohemian Rhapsody. Wel Queen, maar dan uiteraard met I Want To Break Free. De moeder der stofzuigerhits.  😉

Met deze stichtelijke woorden wens ik u allen een fijne kerst en een gelukkig 2020. Ook namens Archie, die nog laat weten een groot voorstander te zijn van oud & nieuw zonder cobra’s, mortierbommen, lawinepijlen en opgestapelde pallets! Ik sluit me daar van harte bij aan.

Vrede op aard!

nuevocasa

Geplaatst in columns | 2 reacties